Publicaties en analyse

De verborgen genderkloof in arbeidsmarktparticipatie

Steunpunt Werk

Steunpunt Werk van de KU Leuven onderzocht de rol van deeltijds werk in de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en mannen en kaderde dit in een historisch perspectief en een vergelijking met de andere gewesten, de EU-27 en de buurlanden. De sterke groei van de vrouwelijke arbeidsparticipatie in de afgelopen decennia heeft de werkzaamheidskloof tussen mannen en vrouwen aanzienlijk verkleind maar werd grotendeels gerealiseerd via deeltijdse arbeidsregeling.

De tertiairisering van de arbeidsmarkt, de evolutie van het kostwinnersgezin als ideaal naar een tweeverdienersmodel, en de toegenomen emancipatie, heeft een sterke feminisering van de arbeidsmarkt teweeg gebracht de voorbije vijftig jaar. Bijgevolg is de werkzaamheidskloof tussen mannen en vrouwen, dit is de verhouding tussen hun werkzaamheidsgraad, aanzienlijk verkleind.

Ondanks deze vooruitgang blijkt dat de toename van vrouwen op de arbeidsmarkt voornamelijk in deeltijds werk plaatsvond. In 2022 werkt ongeveer vier op de tien vrouwen in een deeltijdse betrekking, terwijl slechts één op de tien mannen deze arbeidsregeling omarmt. Deeltijds werk wordt vooral nog vaak gekozen door vrouwen wanneer ze dit combineren met kinderen. Het percentage deeltijds werkenden stijgt aanzienlijk met het aantal kinderen, wat aantoont dat vrouwen vaak hun arbeidstijd verminderen om gezins- en zorgtaken op zich te nemen. In tegenstelling tot de mannen, die overwegend voltijds blijven werken, zelfs met kinderen in het huishouden. Gezinslast heeft dus voornamelijk een impact op de arbeidssituatie van vrouwen, wat hen kwetsbaarder maakt op de arbeidsmarkt, gezien de vermindering van betaalde arbeid bij deeltijds werk.

Naast de huishoudsamenstelling, wijst het onderzoek van het Steunpunt Werk ook op de opvallende verschillen in deeltijdse tewerkstelling naar opleidingsniveau, leeftijd en migratieachtergrond. Een uitschieter op dat vlak zijn de kortgeschoolde vrouwen en vrouwen van 55 tot 64 jaar. Iets meer dan de helft van de kortgeschoolde vrouwen werkt deeltijds, wat duidelijk verschillend bleek in vergelijking met hogeropgeleide vrouwen, en ook een meer uitgesproken genderkloof liet zien. Ook iets meer dan de helft van de vrouwelijke 55-plussers werkt deeltijds, wat verschillend is van de jongere leeftijdsgroepen van hetzelfde geslacht of van mannen uit dezelfde of jongere leeftijdsgroepen.

Een opvallende vaststelling is dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de laagste genderkloof heeft in vergelijking met de andere gewesten en buurlanden. In het Vlaamse Gewest werken vrouwen het vaakst deeltijds (39,4%), in vergelijking met het Brusselse (28,9%) en Waalse Gewest (36,6%). Aan de andere kant werken mannen in Brussel iets vaker deeltijds (11,5%) dan de Waalse (9,2%) en Vlaamse (10,0%) mannen.

Er is daarnaast ook een niet te verwaarlozen aandeel mannen en vrouwen dat deeltijds werkt op onvrijwillige basis, bijvoorbeeld doordat ze geen voltijdse betrekking vinden. Opmerkelijk is dat mannen met een migratieachtergrond buiten de EU-27 hier erg vatbaar voor zijn. Ook bij kortgeschoolden speelt deze reden een grotere rol in het deeltijds werken. Het niet vinden van een voltijdse job benadrukt dat deeltijds werken niet enkel bepaald wordt vanuit een individuele vraag, maar dat ook factoren langs werkgeverszijde belangrijk zijn. In bepaalde sectoren is het gangbaarder om deeltijds te werken, en worden jobs daar niet of weinig in een voltijds regime aangeboden. De sector van de schoonmaak met dienstencheques of de zorgsector zijn daar typische voorbeelden van. Omdat deze sectoren net ook vaak een grote nood aan werkkrachten hebben, blijft het relevant om hiervoor naar oplossingen te zoeken. Het experimenteren met vormen van gedeeld werkgeverschap, en het inzetten vanuit het beleid op een voldoende flankerend kader op dat vlak kan hierbij al een stap in goede richting zijn.

Lees de volledige publicatie in Overwerk van Steunpunt Werk - KU Leuven.