De nota bestaat uit drie strategische doelstellingen en 12 operationele doelstellingen, waarbij Brussel niet wordt vergeten. Maar eerst leest men in het beleidsdocument een uitgebreide omgevingsanalyse, een managementsamenvatting, en een inleiding door de minister. 

Wat betreft het betalend karakter van de inburgeringscontracten worden de vrijstellingscategorieën aangepast zodat ze inkomensgerelateerd worden, en niet meer op basis van statuten worden toegekend. De minister ijvert op het Europese niveau om de inburgeringsplicht en minstens ook de plicht om het Nederlands te leren, mogelijk te maken voor situaties waar dat vandaag uitgesloten is.

“De kennismaking met onze Vlaamse identiteit in al haar diversiteit wil ik verder versterken binnen de lessen maatschappelijke oriëntatie. Zo verhoog ik het percentage dat behaald moet worden op de test maatschappelijke oriëntatie naar 70%”, vervolgt de minister, en, “Goede taalkennis is een essentiële voorwaarde voor participatie en om betere perspectieven te hebben op de arbeidsmarkt. Ik trek daarom het vereiste taalniveau op naar B1 mondeling”. En wat betreft de arbeidsmarkt : “ Ik zet de agentschappen integratie en inburgering en het Huis van het Nederlands Brussel in om het aanbod Nederlands op de werkvloer in kaart te brengen, taalondersteunende initiatieven kenbaar te maken, en bedrijven naar de mogelijke taalacties toe te leiden”.

Wat Brussel betreft hecht de minister veel belang aan de rol van het Huis van het Nederlands. Ze wil het streefdoel behouden om jaarlijks 4.000 inburgeringstrajecten aan te bieden, en het Vlaams inburgeringstraject in Brussel promoten.

Lees hier de volledige beleidsnota.