Het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) van perspective.brussels belicht in een nieuwe publicatie de evolutie van de werkgelegenheidsgraad in het Brussels hoofdstedelijk gewest (BHG). Deze wordt berekend op basis van het aantal inwoners van een geografisch gebied en niet op de mensen die er werken. Dit onderscheid is belangrijk voor het BHG, aangezien de helft van de mensen die in Brussel werken, er niet wonen.
Evolutie werkgelegenheid in het Brussels gewest
Voor de werkgelegenheidsgraad kijkt men naar het aantal werkende inwoners op beroepsactieve leeftijd ten opzichte van het aantal inwoners op beroepsactieve leeftijd. In deze studie opteert men voor de bevolking tussen 20 en 64 jaar omdat de overgrote meerderheid van de mensen onder de 20 nog onderwijs volgt en dus tot de niet-actieve bevolking behoort.
Tussen 2017 en 2023 stijgt de werkgelegenheidsgraad in de drie Belgische gewesten. Dit fenomeen is het sterkst in het Brussels gewest: van 60,8% in 2017 tot 66,5% in 2023 (+5.7%), tegenover een nationale stijging van 68,5% in 2017 tot 72,1% in 2023 (+3,6%). Deze evolutie is opmerkelijk omdat in dezelfde periode de totale bevolking tussen 20 en 64 jaar in het Brussels Gewest beduidend sterker groeide dan in de rest van het land. Deze stijging wordt echter gecompenseerd door de grotere toename van het aantal werkenden. Dit aantal steeg in het Brussels hoofdstedelijk gewest (+16%) immers twee keer meer dan in Vlaanderen (+7%) en vier keer meer dan in Wallonië (+4%)
De werkende bevolking bestaat zowel in 2017 als in 2023 voor 55% uit mannen en voor 45% uit vrouwen. Beiden kennen een stijging van 16% doorheen deze periode. Het opleidingsniveau van de Brusselse werkenden is een factor die sterk verandert in deze 6 jaar: het aantal hoog- en middengekwalificeerde Brusselaars met een baan is sterk gestegen terwijl het aantal laaggekwalificeerde Brusselse werkenden gedaald is. Dat is deels te verklaren door de daling van het aantal elementaire beroepen en beroepen waarvoor een laag kwalificatieniveau vereist is. De daling van de aanwezigheid van de elementaire beroepen is vrij algemeen, maar bijzonder uitgesproken bij huishoudhulpen, schoonmakers en arbeiders in vervoer en opslag.
Het verbeteren van de kwalificaties en het opleidingsniveau van werkende Brusselaars levert onmiskenbaar voordelen op: een steeds groter deel van de werkenden heeft toegang tot goedbetaalde jobs, met over het algemeen positieve gevolgen, zowel voor de mensen zelf, in termen van loon en jobstabiliteit, als voor de Brusselse economie in haar geheel, door versterking van haar concurrentiepositie en veerkracht. De stijging van het kwalificatieniveau van de arbeidskrachten kan echter ook negatieve economische gevolgen hebben, aangezien veel laaggeschoolde beroepen, zoals huishoudelijke hulpen, conciërges en bewakingsagenten, knelpuntberoepen geworden zijn.
Bovendien kan de daling van het aantal laaggeschoolde werkenden een weerspiegeling zijn van een toegenomen concurrentie voor laaggeschoolde banen. Het aandeel laaggekwalificeerde werkenden wordt geleidelijk vervangen door mensen met middelhoge kwalificaties, wier vooruitzichten zijn afgenomen op een markt die wordt gedomineerd door de groei van hoogopgeleide functies. Dit fenomeen heeft twee slachtoffers: mensen met middelhoge kwalificaties die gedwongen worden om lager gekwalificeerde en minder betaalde jobs te aanvaarden om aan het werk te blijven, en laaggekwalificeerde mensen die in de verdrukking komen op de arbeidsmarkt.
De volledige analyse lees je in Focus nr 68 van BISA.