Publicaties en analyse

Rapport Werkzaamheid – Werkloosheid

Logo_Vlaanderen_is sterk in cijfers_miniatuur

De volledige titel van dit rapport van Statistiek Vlaanderen is ‘Aanvullende maatstaven voor werkzaamheid en werkloosheid: een verkenning op basis van de enquête naar de arbeidskrachten’, en het is getekend door Walter Van Dongen. Dit rapport is interessant voor wie zich bezig houdt met het beïnvloeden en observeren van het arbeidsmarktbeleid.

Objectief van het rapport is de voor- en nadelen van 2 centrale maatstaven van de International Labour Organisation (ILO), die in België en de Europese Unie worden gebruikt voor het opvolgen van (de evolutie van) de arbeidsmarktparticipatie, onder de loep te nemen. De beperkingen hiervan zijn in kaart gebracht, en de auteurs stellen alternatieve maatstaven voor die samen met het bestaande een genuanceerder beeld kunnen schetsen van de werkzaamheids- en werkloosheidsgraad in België.

De voor- en nadelen van de vaakst gebruikte ILO-maatstaven worden besproken op basis van empirische analyses voor het Vlaamse Gewest, en waar nuttig voor België en de EU-landen. Dat gebeurt in het licht van het huidig arbeidsmarktbeleid gericht op een maximale arbeidsmarktparticipatie van iedereen die een baan kan uitoefenen.

De beperkingen van de 2 maatstaven situeren zich vooral in de leeftijdsgrenzen gehanteerd voor de doelgroep en de referentiegroep. Niet alle werkende en niet-werkende personen relevant voor het arbeidsmarktbeleid worden meegeteld. Op basis hiervan heeft Statistiek Vlaanderen enkele mogelijke verruimingen van de leeftijdsgrenzen onderzocht, bijvoorbeeld de werkzaamheidsgraad voor de bevolking van 20 tot 64 jaar wordt vergeleken met groepen tussen 20 en 67 jaar, 15 tot 64 jaar en 15 tot 67 jaar.

Statistiek Vlaanderen stelt als aanvulling op de huidige maatstaven alternatieven voor, die niet gebonden zijn aan (wijzigende) leeftijdsgrenzen, zodat de beperkingen niet optreden. Deze alternatieven gaan uit van een ruimer concept van de beroepsbevolking, en een meer consistente afbakening van de relevante doelgroep en referentiegroep. Wat wordt voorgesteld is een aanvulling bij de bestaande ILO-maatstaven, wat meer nuance zou toelaten in het ondersteunen van het hedendaagse arbeidsmarktbeleid.

De alternatieve maatstaven zijn gebaseerd op een andere classificatie, tot stand gekomen vanuit een geïntegreerde benadering van de maatschappelijke arbeidsverdeling (Van Dongen e.a.). Hier werd rekening gehouden met historisch onderzoek met aandacht voor de ‘op de arbeidsmarkt niet actieve bevolking’, zoals huisvrouwen. Hieruit komen verrassende vaststellingen zoals het feit dat in de vorige eeuwen de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen veel hoger was dan in de periode 1900-1970. Vanaf het einde van de 19de eeuw is een groot deel van de (vooral gehuwde) vrouwen volledig of gedeeltelijk uit de officiële arbeidsmarkt verdwenen. Wie het rapport leest zal ontdekken hoe dit fenomeen de manier waarop de structurele werkloosheid wordt gepercipieerd sterk heeft beïnvloed. 

Het rapport brengt een benadering in kaart om te verkennen hoe diverse groepen inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. De voorgestelde maatstaven gaan deze richting uit:

  • Werkzaamheidsgraad van de totale bevolking: het aandeel van de totale werkende bevolking in de totale bevolking (zonder leeftijdsbeperking), berekend op basis van personen en voltijds equivalente personen. De maatstaf berekend op basis van personen wordt ook per leeftijdsgroep weergegeven. 
  • Arbeidssituatie van de totale bevolking, met onderscheid van de hoofdcategorieën: werkenden, werklozen (werkzoekenden), thuiswerkenden (huismannen-huisvrouwen), gepensioneerden, beroepsongeschikten, voltijdse studenten ouder van 15 jaar en ouder en alle kinderen/leerlingen jonger dan 15 jaar. 
  • Totale beroepsbevolking volgens de ruime definitie: som van werkenden, werklozen (werkzoekenden) en thuiswerkende personen (huisvrouwen en huismannen) en het procentuele aandeel ervan in de totale bevolking. De thuiswerkende personen (huisvrouwen en huismannen) verhuizen dus hier van de niet-beroepsbevolking naar de beroepsbevolking.
  • Werkzaamheidsgraad van de totale beroepsbevolking: het aandeel van de totale werkende bevolking in de totale beroepsbevolking (ruime definitie).
  • Werkloosheidsgraad van de totale beroepsbevolking: het aandeel van de totale werkloze bevolking in de totale beroepsbevolking (ruime definitie).

De cijfers voor de drie gewesten worden weergegeven. Voor Brussel, vergeleken met de andere gewesten, zijn de verschillen tussen de bestudeerde groepen  over het algemeen niet erg uitgesproken. 

De maatstaven zijn niet gebonden aan leeftijdsgrenzen, maar gebaseerd op een alternatieve classificatie van de bevolking die meer aangepast is aan de hedendaagse maatschappelijke visie op arbeidsmarktparticipatie. Deze maatstaven worden bepaald door een consistente afbakening van de relevante doelgroepen (werkenden en werklozen) en de referentiegroepen (totale bevolking en totale beroepsbevolking).

Het rapport is beschikbaar op de website Vlaanderen.