In de commissie voor de Economische Zaken en de Tewerkstelling van het Brussels parlement stelde parlementslid Khadija Zamouri (Open VLD) een vraag aan Brussels minister van Werk en Beroepsopleiding, Bernard Clerfayt (DéFI) over de jobopportuniteiten in, en mogelijke concurrentie van, de sociale economie.
Jobs en sociale economie
“Bij verschillende bezoeken aan bedrijven in Brussel worden we geconfronteerd met een paradox”, begint Khadija Zamouri haar vraag, “Ondernemers stellen dat ze concurrentie ondervinden van bedrijven uit de sociale economie die actief zijn in dezelfde sector. Anderzijds vernemen we van diezelfde ondernemers dat ze geen geschikt personeel vinden in Brussel en ze vaak tot ver buiten het Brussels Gewest moeten rekruteren. Volgens sommige bedrijven zou het beter zijn mochten activeringsprogramma’s en sociale clausules worden toevertrouwd aan reguliere bedrijven en niet aan concurrerende bedrijven uit de sociale economie.”
“De sociale economie is een belangrijke speler in Brussel, met 5.050 bedrijven. Ze vervullen een zeer belangrijke functie om werkzoekenden in contact te houden of te brengen met de reguliere arbeidsmarkt, werken met een kwetsbaar publiek, en vervullen een belangrijke maatschappelijke rol in het stedelijke weefsel. Het is belangrijk dat ze leiden tot doorstroming, want het gaat per definitie om tijdelijke contracten”, aldus nog Khadija Zamouri. "Wat is de visie van de minister?"
“De vorige regering heeft onder impuls van toenmalig minister Gosuin een nieuw regelgevend kader goedgekeurd om sociale ondernemingen te ondersteunen bij de verwezenlijking van hun inschakelingsprogramma voor werknemers die het verst van de traditionele arbeidsmarkt af staan”, begint Bernard Clerfayt zijn antwoord. De politieke wil bestaat enerzijds uit de erkenning van Brusselse bedrijven die aan de volgende drie voorwaarden voldoen: het uitvoeren van een economisch project, het nastreven van een sociaal doel en het uitoefenen van een democratisch bestuur, en anderzijds uit het financieren van een inschakelingsprogramma. Voor de professionele en sociale begeleiding van de doelgroep wordt een compensatie toegekend overeenkomstig de Europese regelgeving inzake staatssteun voor diensten van algemeen economisch belang (het DAEB-besluit).
Op 1 juni 2023 waren er 168 erkende sociale ondernemingen en 132 sociale inschakelingsondernemingen die van de regering een mandaat en financiering hebben gekregen. “Ik kan u dan ook geruststellen dat de sociale inschakelingsondernemingen de concurrentie op de economische markt niet verstoren”, vervolgt de minister. "Die Brusselse actoren zijn hoofdzakelijk actief in de volgende domeinen: bouw en tuin (17%); huishoudhulp (15%); horeca-evenementen (14%); voeding (9%); IT-dienst en vertaling (8%).
Ik benadruk dat talrijke tewerkstellingsmaatregelen beschikbaar zijn voor de aanwerving van een Brusselse werkzoekende, ongeacht het bedrijf”, vervolgt de minister. “Dat geldt ook voor de steun voor economische expansie, waarop de sociale inschakelingsondernemingen geen beroep kunnen doen. Om de werkgelegenheidsgraad te verhogen is de ontwikkeling van de vaardigheden van alle Brusselaars prioritair. De actoren die zich daarvoor inzetten, dragen bij aan de bloei van het economisch weefsel van Brussel. Laten we de economische actoren niet tegenover elkaar plaatsen, want ze zijn complementair en waardevol voor de emancipatie van alle Brusselaars”, besluit de minister.
Lees hier de volledige vraag en het antwoord (p. 12-14).