Publicaties en analyse

Trendrapport kwetsbare groepen Vlaamse arbeidsmarkt

Steunpunt Werk - Werk & sociale economie

In het “Trendrapport 2022: kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt”, wordt gedetailleerd aandacht besteed aan een aantal groepen op de Vlaamse arbeidsmarkt: personen met een migratieachtergrond, vrouwen, jongeren, NEET-jongeren, 55-plussers, kortgeschoolden, personen met langdurige hinder door handicap/aandoening/ziekte, de arbeidsreserve, en tenslotte de huishoudpositie.

Bij de groep personen die buiten België, maar in een ander EU-27-land geboren is, neemt de werkzaamheidsgraad met 1,4 procentpunt toe naar 77,8%. Zo heeft deze groep een hogere tewerkstellingsgraad dan de personen geboren in België. In 2021 is de werkloosheidsgraad bij personen geboren buiten de EU-27-landen drie keer zo groot als de werkloosheidsgraad bij personen geboren in België (9,9% tegenover 3,3%). Daarbij komt dat de werkloosheidsgraad van personen geboren buiten de EU tussen 2020 en 2021 nog verder toenam, met 0,5 procentpunt.

In 2021 bedroeg de werkzaamheidsgraad bij vrouwen 71,9%. Tegelijk stellen we vast dat de vrouwelijke werkzaamheidsgraad minder conjunctuurgevoelig is dan die van mannen. Dit kunnen we in verband brengen met het nog steeds grote verschil in de sector van tewerkstelling. Meer conjunctuurgevoelige sectoren als bouw en industrie worden nog steeds door mannen gedomineerd, terwijl diensten uitgesproken vrouwelijk zijn. De kloof in werkzaamheidsgraad tussen mannen en vrouwen wordt dus gestaag kleiner (6,7 procentpunt in 2021), maar er blijft wel een andere belangrijke kloof bestaan: vrouwen werken veel vaker deeltijds dan mannen. We stellen verder ook vast dat vrouwen minder vaak werkloos zijn dan mannen (maar ook een lagere uitstroom naar werk laten optekenen), en vaker niet-beroepsactief zijn.

Bij de niet-schoolgaande jongeren zijn meer personen aan de slag in 2021 dan voor de coronacrisis, in 2019. Tegelijk stellen we vast dat de jeugdwerkloosheid blijft stijgen. In 2021 herstelt de tewerkstelling van jongeren zich gedeeltelijk, maar dit is niet het geval voor vaste contracten.  Van de 15- tot 24-jarige NEET-jongeren zijn 58,7% niet-beroepsactief. Toch heeft niet elke NEET-jongere een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zo heeft 15,9% nog een arbeidswens ook al zijn ze niet-beroepsactief. Samengeteld met de werklozen (41,3%) betekent dat dat bijna 60% wel aangeeft op zoek te zijn naar werk of werk te wensen. Tot de leeftijd van 58 jaar blijft de werkzaamheidsgraad bij de 55-plussers op een relatief hoog niveau, daarna gaat het echter snel bergaf. Zeker vanaf de leeftijd van 60 jaar blijven heel wat minder mensen nog aan het werk. Belangrijk is dat het groeitraject in de arbeidsdeelname van de 55-plussers wel erg crisisbestendig is gebleken.

Het aandeel kortgeschoolden onder de bevolking tussen 25 en 64 jaar neemt al jaren sterk af, van 28,4% in 2008 tot 15,9% in 2021, iets wat deels verklaard kan worden door het hogere aandeel kortgeschoolden dat tot de oudere leeftijdscategorie behoort, waardoor een relatief groter deel van deze populatie jaarlijks met pensioen gaat. In 2021 was 51,2% van de kortgeschoolde volwassenen aan het werk ten opzichte van 77,2% en 88,8% bij respectievelijk midden- en hooggeschoolden. Vooral vrouwelijke kortgeschoolden, kortgeschoolden geboren buiten de EU en kortgeschoolden jonger dan 55 jaar waren veel minder vaak werkzaam in 2021 vergeleken met voorgaande jaren. In 2021 nam 8,2% van de kortgeschoolden deel aan minstens één verdere opleiding gedurende een periode van twaalf maanden, drie keer minder hoog dan de deelname van hooggeschoolden (28,8%).

Zowat 602.000 Vlamingen, wat overeenkomt met 14,4% van de bevolking tussen 15 en 64 jaar, ondervinden langdurige hinder bij het werken of in hun dagelijks leven door een handicap, aandoening of ziekte. Hun aandeel in de bevolking is een stuk groter dan 10 jaar geleden, maar stabiliseerde de laatste jaren. In 2021 was 49,2% van de Vlamingen met hinder door handicap, aandoening of ziekte aan het werk (bij de groep 20- tot 64-jarigen).  94,4% van de Vlamingen met hinder door handicap, aandoening of ziekte heeft een vast contract, wat iets meer is dan in de populatie zonder hinder. De Vlaamse arbeidsmarkt staat onder druk.

De Vlaamse bevolking tussen de 25 en 49 jaar bestaat in 2021 voor 67,1% uit samenwonende partners (met of zonder kinderen) en 19,3% alleenstaanden (met of zonder kinderen), 9,4% woont in bij de ouders en 4,2% is ‘overige’. In huishoudens met kinderen is ongeveer de helft samenwonend met één, twee of drie of meer kinderen, en 6,0% is het hoofd van een éénoudergezin. Met een aandeel van 25,8% in de totale bevolking blijft het gezin met twee kinderen de meeste dominante samenlevingsvorm in het Vlaamse Gewest. Alleenstaanden, alleenstaande ouders en samenwonenden met drie of meer kinderen hebben in het algemeen een lagere werkzaamheidsgraad. Met drie of meer kinderen in het gezin werkt nog maar 72,5% van de vrouwen in deze huishoudpositie ten opzichte van 93,1% van de mannen. Op vlak van opleidingsdeelname merken we dan weer een hoger dan gemiddelde participatiegraad bij samenwonende partners zonder kinderen en met twee kinderen, wat onder meer te verklaren valt door hun hoog aandeel werkenden en hooggeschoolden.

U vindt hier het volledige Trendrapport